Behandeling van diabetes mellitus

  • Suikervrij eten is niet nodig. Gezond eten met diabetes mellitus is eigenlijk hetzelfde als gezond eten voor iedereen: er is dus geen speciaal ‘diabetesdieet’. Het is wel belangrijk om bewust te zijn van de nauwe samenhang tussen voeding en bloedsuikers. Voeding en vooral ook beweging blijven erg belangrijk voor de behandeling van diabetes mellitus. Het is goed om te kijken of u niet te veel koolhydraten eet, maar te weinig is ook niet goed, ook met diabetes mellitus. Kies vooral voor gezonde varianten, zoals volkorenbrood in plaats van wittebrood.

  • Adviezen m.b.t. voeding en beweging, waar de aanpak van diabetes mellitus altijd mee begint, vragen vaak verandering van uw gewoonten. Het is goed om te realiseren in hoeverre dat ook invloed heeft op de mensen/ het gezin om u heen. U maakt afspraken met het team Diabeteszorg Maastricht over uw zorgdoelen, met welke middelen en binnen welke tijd u die probeert te bereiken. Rekening houdend met uw risicoprofiel en voorkeuren kiest u welke onderdelen van uw leefstijl u wilt aanpakken, in welke volgorde en hoe u dat gaat doen.

  • Zelfcontrole is het zelf meten van uw bloedglucosewaarde, via een vingerprik met behulp van een glucosemeter. Zelfcontrole is een hulpmiddel om een zo goed mogelijke glucoseregulatie te bereiken. Met de behandeling probeert u immers uw glucosewaarden binnen de afgesproken streefwaarden te houden. U voelt zich daarbij fitter en u houdt de kans op klachten en complicaties zo klein mogelijk. Met zelfcontrole kunt u op elk gewenst moment uw bloedglucose bepalen. U kunt zien wat het effect is van medicatie, van wat u eet en drinkt, van meer of minder lichaamsbeweging en van ziekte of stress op de waarden van de glucose.

    Bij gebruik van bloedglucoseverlagende tabletten komen grote glucose schommelingen en hypoglycaemieën  zo zelden voor, dat de kosten van zelfcontrole meestal niet opwegen tegen het nut, waardoor het zelfcontrolemateriaal niet vergoed wordt door de zorgverzekeraars. Bij insulinegebruik is zelfcontrole erg belangrijk, omdat er soms grote glucose schommelingen en hypoglycaemieën bij kunnen voorkomen. Het zelfcontrolemateriaal wordt bij insulinegebruik door de zorgverzekeraars altijd vergoed.

  • Als door middel van zelfcontrole de glucosewaarde gemeten wordt, kan aan de hand daarvan de hoeveelheid insuline bepaalt worden. Een ander hulpmiddel is het tellen van koolhydraten die u gaat eten, en aan de hand van de glucosewaarde en het aantal koolhydraten, vast stellen of inschatten hoeveel insuline er nodig is. Tegenwoordig zijn er handige hulpmiddelen om koolhydraten te tellen, deze kunnen in de vorm van app's op uw smartphone gezet worden. Voorbeelden hiervan zijn de eetmeter app (gratis) of de koolhydraatkenner (niet gratis). Uw diëtist kan u verder mee begeleiden.

  • Er zijn verschillende soorten bloedglucoseverlagende tabletten, die verschillen in hun werkingsmechanisme, werkingsduur en bijwerkingen. Ze worden ook in combinatie gebruikt. De meest voorgeschreven medicijnen zijn: metformine, tolbutamide, glimepiride, gliclazide, sitagliptine, vildagliptine, linagliptine, dapagliflozine.

  • Een maat voor de regulatie van de afgelopen 2-3 maanden is het HBA1c. Dit wordt enkele malen per jaar bij iedere  persoon met diabetes  bepaald.

    Wat wordt er gemeten met het HbA1c? Hb is een afkorting van hemoglobine. Dat is de kleurstof in rode bloedcellen, die zorgt voor vervoer van zuurstof. Rode bloedcellen komen tijdens hun verblijf in het bloed glucose tegen. Hoe hoger de bloedglucose, hoe meer daarvan aan hemoglobine plakt.

    Rode bloedcellen hebben een levensduur van 2-3 maanden. Het HbA1c (of glyHb) geeft het percentage rode cellen aan waaraan glucose is geplakt, en weerspiegelt dus het gemiddelde glucosegehalte in de voorafgaande 2-3 maanden. Bij mensen zonder diabetes is het HbA1c 20-42 millimol per mol. Dat is de normaalwaarde uitgedrukt in nieuwe eenheden sinds 2010. Voordien was dat 4-6%. Bij mensen tot 70 jaar is de streefwaarde van het HbA1c lager dan 53. Dit komt overeen met een gemiddelde glucosewaarde rond 8 mmol/l.

  • GLP-1 staat voor glucagon-like-peptide-1. Dit hormoon wordt gemaakt in de dunne darm op het moment dat er voedsel langskomt. Vervolgens geeft GLP-1 samen met glucose een signaal aan de alvleesklier om insuline aan het bloed af te geven. Veel mensen met diabetes type 2 hebben, naast een insulinetekort, ook een relatief tekort aan GLP-1. De huidige medicatie voor de behandeling van diabetes type 2 (zowel tabletten als insuline) verlaagt weliswaar de glucosewaarde, maar laat in de regel gewichtstoename zien. Verder is er altijd kans op een te lage bloedglucosewaarde of hypoglycaemie. GLP1-analogen verlagen naast de bloedglucosewaarde ook het gewicht en verlagen bovendien de bloeddruk. Verder is de kans op hypoglycaemie klein. Als bijwerkingen van GLP-1 analogen kunnen optreden: misselijkheid, braken en diarree, met name in de eerste weken na start met deze medicatie. GLP-1 wordt, net als insuline, afgebroken in de maag. Daarom moeten deze middelen onderhuids worden ingespoten. Voor GLP-1 kan dat middels dagelijkse injectie(s) of wekelijkse injectie.

  • Insuline is het meest effectieve middel om hoge glucosewaarden te verlagen. Het kan echter niet als tablet worden geslikt. Insuline is een eiwit en zou door vertering in de maag onwerkzaam worden gemaakt. Insuline wordt per injectie of pompje onder de huid toegediend. Het geeft meer kans op hypoglycaemieën en gewichtstoename dan sommige bloedglucose verlagende tabletten. Diabetes mellitus type 2 wordt dan ook behandeld met tabletten zolang dat kan.

    Met de insulinepennen en -naaldjes van tegenwoordig is het spuiten voor de meeste mensen gelukkig geen probleem.

    Bij het begin van de behandeling met insuline kunt u een paar kilo aankomen. Hoe komt dat? Insuline zorgt ervoor dat glucose beter in de lichaamscellen wordt opgenomen. Als daardoor de bloedglucose daalt tot onder ongeveer 10-12 mmol/L, plast u geen glucose meer uit en verliest u geen calorieën meer via de urine. Laat u door die kilootjes dus niet uit het veld slaan, het betekent dat uw glucoseregulatie is verbeterd! Na het starten van insuline wordt in de regel doorgegaan met metformine, omdat dit medicament een gunstig effect heeft op de insulinewerking, op het gewicht en op hart en vaten.

  • Een insulinepomp is een computergestuurd apparaatje voor continue onderhuidse toediening van snelwerkende insuline (ook wel continue subcutane insuline injectie, of CSII genoemd). Een insulinepomp heeft de afmeting van een mobiele telefoon waarmee continu een bepaalde, van tevoren geprogrammeerde hoeveelheid, kort werkende insuline wordt toegediend. Via een dun slangetje (katheter) en een naaldje onderhuids (subcutaan) wordt vanuit het reservoir van de pomp voortdurend snelwerkende insuline afgegeven aan het lichaam. Daarnaast wordt een kleine hoeveelheid extra insuline ( een “bolus”), die nodig is bij een maaltijd, afgegeven door een toets in te drukken. De insulinepomp vervangt in feite de insuline injecties met de pen. Op deze manier probeert men de natuurlijke afgifte van insuline door de eigen alvleesklier na te bootsen. De pomp wordt buiten het lichaam gedragen, bijvoorbeeld aan de broekriem of op de bovenarm.

    Voor een insulinepomp kan worden gekozen bij een slecht gereguleerde diabetes mellitus type 1 of type 2, zwangerschap (-wens), hypo-unawareness (lage glucosewaarden niet tijdig voelen aankomen), maagontledigingsstoornissen of om flexibel te kunnen omgaan met intensief sporten.

    Voorwaarden insulinepomptherapie
    U dient bereid te zijn tot het volgen van een intensief voorbereidingstraject voorafgaande aan de start van de insulinepomptherapie, alsmede een intensief vervolgtraject. Ook zullen er afspraken gemaakt worden over de behandeling. Lukt het niet om die na te komen dan wordt de behandeling gestopt.

    U kunt meer lezen over insulinepomptherapie in de patiëntenfolder 'Pomptherapie'.  Daarnaast vindt u meer informatie of diverse soorten pompen op de website www.pompnet.nl.

  • Het real-time glucosemonitorsysteem (RT-CGM) ofwel glucosesensor meet automatisch de glucosespiegels in het subcutane weefsel net onder de huid. Om de vijf minuten worden de glucosewaarden gemeten (met een bereik van 2,2 to 22 mmol/l). Per dag kunnen maximaal 288 waarden worden gemeten. Gewoonlijk kan de patiënt de glucosesensor zeven tot tien dagen dragen, voordat een nieuwe sensor moet worden ingebracht.

    De glucosesensor wordt onder andere gebruikt bij:
    - Opsporen van onverklaarbare hypoglycaemieën die niet aantoonbaar zijn met intermitterend meten van de bloedglucosewaarden met de vingerprik (zelfcontrole)
    - Vaststellen van nachtelijke hypoglycaemieën
    - Grote schommelingen in de bloedglucosewaarden
    - Grote verschillen tussen HbA1c en de gemeten bloedglucosewaardes
    - Zwangerschap (wens)

    U kunt meer lezen over de glucosesensor in de patiëntenfolder 'Continue Glucose Monitoring'.

  • Over het algemeen wordt 1x per jaar een uitgebreidere controle gedaan, een zogenaamde jaarcontrole. Hierbij wordt gescreend op eventueel aanwezige complicaties middels bloed- urine- en lichamelijk onderzoek. Gecontroleerd wordt of alle noodzakelijke onderzoeken, zoals bijvoorbeeld het oogonderzoek, dat jaar zijn verricht. Verder wordt geëvalueerd of de behandeldoelen in het afgelopen jaar zijn behaald en worden nieuwe behandeldoelen afgesproken.

  • Veel mensen met diabetes, vooral met diabetes mellitus type 2, hebben hoge bloeddruk. Hoge bloeddruk vergroot de kans op hart- en vaatziekten. Omdat  bij diabetes het risico op hart- en vaatziekten al verhoogd is, is het voor diabetes patiënten extra belangrijk om de bloeddruk zo normaal mogelijk te houden. Om de bloeddruk te verlagen zijn gewichtsvermindering, zoutbeperking en meer lichaamsbeweging effectief gebleken. Vaak zijn ook medicijnen nodig. Er zijn veel soorten bloeddrukverlagende middelen die regelmatig in combinatie gegeven worden.

  • Bij diabetes mellitus type 2 zijn vaak de vetten in het bloed verhoogd. Verbetering van de vetsamenstelling verlaagt het risico op hart- en vaatziekten aanzienlijk. Verbetering wordt bereikt door gezonde voeding, lichaamsbeweging en verschillende medicijnen.

  • Als u een depressie heeft, voelt u zich de hele dag door somber en heeft u nergens meer zin in. U bent altijd moe en alles voelt zwaar. Mensen met diabetes mellitus zijn gevoeliger voor een depressie. Het blijkt dat één op de tien mensen met diabetes mellitus last heeft van een ernstige depressie, dit is twee keer zo vaak als bij mensen zonder diabetes. Daarnaast heeft de depressie ook gevolgen voor uw diabetes, zoals hogere glucosewaarden, meer kans op ernstige gevolgen van diabetes, klachten zoals slaapproblemen, moeilijker vinden om gezond te eten, en minder bewegen.

    Het is voor dokters moeilijk om depressie te herkennen in de spreekkamer. Het is belangrijk voor u, en uw diabetes om het met uw dokter te bespreken. Voelt u zich somber, test dan zelf met de depressie-test op www.wijzijnmind.nl/psychische-klachten/zelftests, en bespreek het met uw dokter.

  • Voor meer informatie over behandeling van diabetes mellitus zie www.diep.info.

Folder
MUMC+
Geven van insuline via een pomp
Folder
MUMC+
Meten van glucosewaarden met een sensor
Folder
MUMC+
Sluit de enquête